Boodschap van Isabelle Pypaert Perrin
Algemeen Secretaris van de Internationale beweging ATD Vierde Wereld
ter gelegenheid van de Werelddag van verzet tegen extreme armoede,
17 oktober 2019
“Ik heb geen toekomstdromen: de anderen houden niet van ons”
Anastasia zegt luid op wat vele andere kinderen bij zichzelf denken.
Niemand verwacht iets van die kinderen.
Ze krijgen voortdurend verwijten te horen dat ze teveel herrie maken, verstrooid zijn, hun lessen niet geleerd hebben.
Onderwijzers zeggen hen niet: “Dat heb je mooi gedaan!”, zelfs als ze hun gedicht weten op te zeggen.
Deze kinderen worden van de overkant van de straat beledigd; ze ballen hun vuisten, wanneer hun familie aangevallen wordt of wanneer men kwaad spreekt over hun ouders.
Ze wonen in een krottenwijk of achterbuurt, worden keer op keer verdreven; ze kunnen niet regelmatig naar school.
Deze kinderen ontvluchten met hun ouders, of in hun eentje, hun land zonder enig idee te hebben waar ze opgevangen zullen worden.
Kinderen die gedwongen zijn in ernstige armoede te leven, zijn, net als alle anderen, allereerst kinderen die ervan houden om te lachen, te spelen en om met de anderen op te trekken. Ze zijn er diep in hun hart van overtuigd dat als de wereld hun ouders beter zou begrijpen, zoals zij ze begrijpen, de mensen ook voor hun ouders een plek zouden inruimen en dat zou hun leven veranderen.
Van jongs af aan, merken ze dat hun familie het hard te verduren heeft. En ze proberen om te helpen waar ze kunnen: “Ik ga werken om te helpen de huur te betalen” zei Kevin van tien.
Zij weten drommels goed hoe hun ouders hun uiterste best doen.
Zoals die moeder die een paar centen verdient met de verkoop van plastic flessen en die met haar gezin in een huis woont zonder een echt dak. Als het regent, is de hele boel nat. En die moeder maakt zich de meeste zorgen om de schooltassen van de kleintjes te beschermen.
De kinderen hebben heel jong al geleerd hun mond te houden om hun familie te beschermen tegen verwijtende blikken en lastige vragen, bang als ze zijn dat hun familie uit elkaar getrokken zal worden.
De ouders van Fatima zijn blind en doen er alles aan om te kunnen overleven. Eens vertrouwde Fatima ons toe: “Thuis hadden we dikwijls niets te eten. Maar, ondanks alles, gingen we naar school. We gingen er heen met de moed van onze ouders in onze lege maag. Anders hadden we nooit iets kunnen leren.”
De kinderen zien best hoe uitgeput hun ouders zijn. Ze weten dat niemand in zijn eentje die problemen kan overwinnen: “Ze moeten onze ouders steunen”, zegt Alma vastberaden.
Als we de rechten van het kind willen realiseren, moeten we dan niet op de eerste plaats serieus nemen wat de kinderen ons te zeggen hebben.
Alle kinderen weten heel goed dat niemand alleen kan leven, zonder vrienden, zonder dat iemand waardering voor je heeft. Sommige kinderen proberen het voorbeeld te volgen van de kinderen van een Tapori-groep(1) in een grote stad waar sinds jaren oorlog woedt. Deze groep nam zich voor om “vrienden van kinderen zonder vrienden” te worden. De groep besloot op zoek te gaan naar andere kinderen van hun leeftijd, naar voormalige kind-soldaten voor wie iedereen bang is. Zij hebben vluchtelingen-kinderen uit buurlanden uitgenodigd van wie ze weten dat ze eenzaam zijn en mishandeld worden. “Een kind is een kind” zeggen ze “Waarom zijn er kinderen die aan de kant gezet worden?”.
Elders leven kinderen op een verkeersplein of aan de rand van de markt, op hoeken van de straat. Zij hebben hun dorp verlaten omdat de uitgedroogde aarde geen voedsel meer oplevert voor iedereen. Hoewel ze van alle kanten ontberingen en geweld moeten verduren, blijven ze bezorgd voor elkaar, beschermen de jongsten, ondersteunen elkaar. En ons vragen ze boeken om te lezen.
De rechten van het kind uitvoeren, betekent dat niet dat wij het moeten aandurven om de kinderen te volgen naar de wereld van morgen die zij voor ogen hebben, een wereld die ze met hun dagelijkse acties al aan het opbouwen zijn?
In de straatbibliotheek is Eva geconcentreerd bezig met haar tekening. Ze houdt op als ze de sirenes van een politiewagen hoort en kijkt ernstig op. Er zijn zoveel ouders uit de buurt die in de gevangenis zitten. Maar dan concentreert ze zich opnieuw. En als haar tekening af is, gilt ze het uit van vreugde en holt ze om deze tekening aan iedereen te laten zien, en de anderen moeten ook lachen.
“Ik zou een licht willen zijn”, zegt Angelo die in de eerste klas is blijven zitten: “Want licht glinstert, het is mooi en je ziet het. Ik zou een licht willen zijn, want zo zou mijn hoofd ergens toe dienen!” De rechten van het kind ten uitvoer brengen, houdt dat niet in dat ieder kind voor de hele wereld moet kunnen schitteren?
Steeds meer kinderen en jongeren op vele plekken in de wereld richten, op dit ogenblik, met hun manifestaties, een oproep tot ons om ermee op te houden al wat levend is te vernietigen. Ze eisen dat er snel acties ondernomen worden om de opwarming van de aarde te vertragen, zodat het leven op aarde mogelijk blijft.
Is het niet urgent dat zij contacten kunnen leggen met kinderen en hun ouders die altijd al proberen om het leven mogelijk te maken in hun strijd tegen extreme armoede. Wat gaan wij doen om hen daarbij te helpen?
Mogen zij rekenen op ons vermogen om ons te verenigen, om onze ervaringen, onze energie, onze praktische kennis te delen, zodat uiteindelijk én de natuur én alle mensen, iedereen zonder enige uitzondering, gerespecteerd worden?
De rechten van het kind uitvoeren betekent dat niet dat we alle kinderen serieus nemen, zowel degenen die van zich laten horen en manifesteren, als wel degenen die hun dromen en alles wat ze moeten verduren, voor zich moeten houden? Laten we er op uitgaan om samen met hen voor iedereen een ander leven uit te vinden.
1Tapori is een beweging die vriendschap en saamhorigheid schept tussen kinderen uit hele wereld. Ze moedigt kinderen aan zich in te zetten, opdat alle kinderen dezelfde kansen krijgen. Ze is opgericht door Joseph Wresinski, oprichter van ATD Vierde Wereld. www. tapori.org.