Dat zei Ulfert Molenhuis, voorzitter van de Voedselbank Groningen op Radio 1
De aanleiding
Bij de Voedselbank in Groningen gaat dit jaar het bijzondere project ‘Stadjers hand in hand’ van start. Rijke en arme gezinnen worden gekoppeld zodat ze elkaar kunnen helpen. „Groningen is de armste stad van Nederland”, zei Ulfert Molenhuis, bestuursvoorzitter van de Voedselbank Groningen vorige week dinsdag in het NOS Radio 1 Journaal. „Twintig procent van de kinderen leeft in armoede, dat is extreem hoog.” We checken het eerste deel van die uitspraak.
Waar is het op gebaseerd?
„Het ligt al jaren heel dicht bij elkaar”, licht Molenhuis zijn uitspraak telefonisch toe. „Als je naar cijfers van het CBS kijkt, zie je dat Amsterdam, Rotterdam en Groningen de armste steden zijn. Maar Rotterdam en Groningen zijn heel verschillend. Rotterdam is een havenstad met veel allochtonen, Groningen is een dienstverlenende stad met twee ziekenhuizen en twee universiteiten. Van de 200.000 inwoners is 35 procent student.”
Daar zit een probleem, aldus Molenhuis: studenten moeten sinds de invoering van het nieuwe leenstelsel allemaal werk hebben, dat gaat ten koste van de banen voor laagopgeleiden.
En, klopt het?
Over wat armoede is, valt te twisten. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is armoede in Nederland geen kwestie van fysiek overleven. „Iedere burger heeft in beginsel een dak boven zijn hoofd, hoeft geen honger te lijden, kan zich deugdelijk kleden en heeft toegang tot medische zorg”, schrijft het bureau in het rapport ‘Armoede en sociale uitsluiting’uit 2015. Het CBS definieert armoede als inkomensarmoede, oftewel „het hebben van onvoldoende geld om een bepaald consumptieniveau te realiseren dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt geacht”.
In 2014 kwam de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande uit op 1.020 euro en voor een echtpaar met twee kinderen op 1.920 euro.
In het rapport zijn ook de cijfers te vinden waar Molenhuis naar verwijst. De percentages gemeenten met veel huishoudens met een laag inkomen liggen inderdaad dicht bij elkaar: de topdrie wordt aangevoerd door Rotterdam (18,7 procent) gevolgd door Amsterdam (18,2 procent) en Groningen (17,9 procent).
Zijn de kanttekeningen die Molenhuis plaatst bij de CBS-cijfers terecht? Is het oneerlijk deze steden met elkaar te vergelijken? Het CBS laat in een reactie weten dat in het onderzoek geen rekening wordt gehouden met factoren als de kosten voor huisvesting in een bepaalde stad. De aanname dat studenten in Groningen het ‘armoedecijfer’ beïnvloeden, klopt in ieder geval niet. In de cijfers over lage inkomens van het CBS, worden studentenhuishoudens buiten beschouwing gelaten omdat hun inkomen niet vastligt. Bovendien overschat Molenhuis het aantal studenten in de stad: volgens de Stadsmonitor 2015 van de gemeente wonen er ongeveer 35.000 studenten in Groningen, ongeveer 17,5 procent van het totale aantal inwoners, inclusief de Groningse thuiswonenden.
We leggen de kwestie voor de zekerheid nog voor aan econoom Robert Went van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. „De redenering van de heer Molenhuis kan ik helaas niet goed volgen”, antwoordt hij. „Rotterdam heeft inderdaad meer inwoners met een migratieachtergrond, maar in het CBS-rapport staat dat dit juist een kwetsbare groep is. En het aandeel studenten in Groningen is weliswaar hoger dan in Amsterdam en Rotterdam, maar studenten geven ook geld uit. Daarnaast zorgen universiteiten direct en indirect voor werkgelegenheid.”
Conclusie
Groningen staat inderdaad hoog op de lijst van ‘arme’ gemeenten van het CBS, maar is niet de armste stad van Nederland. We beoordelen zijn uitspraak daarom als grotendeels onwaar.
https://nrc.nl/nieuws/2017/01/05/groningen-is-de-armste-stad-van-nederland-6072256-a1539934