Een groep van maximaal 25 gemeenten mag van het kabinet experimenteren met de regels in de bijstand. Dat heeft de ministerraad vandaag besloten.
Vrijlaten van inkomsten
De gemeenten mogen voorstellen indienen om op basis van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) te experimenteren met de arbeids- en reïntegratie-inspanningen van groepen bijstandsgerechtigden en/of met een gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit arbeid naast de uitkering. Binnen een periode van drie jaar mogen ze gedurende twee jaar afwijken van de Participatiewet.
Geest van de Participatiewet
Aan het experiment doen in ieder geval de initiatiefgemeenten Groningen, Tilburg, Utrecht en Wageningen mee. Zij vroegen het kabinet als eerste formeel toestemming voor experiment. Sinds vorige herfst zijn met hen gesprekken gevoerd over de inhoud van een AMvB ‘die past in de geest van de Participatiewet, een goede wetenschappelijke onderbouwing kent en toegankelijk is voor meer gemeenten die ook belangstelling hebben voor het experiment’, aldus verantwoordelijk staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat kunnen bovenop de genoemde maximaal nog 21 andere gemeenten zijn, maar ook minder. Het kabinet heeft namelijk een limiet gesteld: de experimenten mogen betrekking hebben op maximaal 4 procent van de totale Nederlandse bijstandspopulatie. Is dat plafond met minder gemeenten bereikt, dan geldt de regeling als ‘vol’.
Strenge voorwaarden
Deelname aan de experimenten moet voldoen aan strenge voorwaarden. Er komen meerdere onderzoeksgroepen met verschillende regimes. Binnen die groepen wordt gevarieerd met de intensiteit van verplichtingen, van een groep deelnemers waarvan de verplichtingen ‘on hold’ komen te staan, tot een groep bijstandsgerechtigden die juist intensiever worden begeleid (‘Intensief klantmanagement’). Ook wordt gekeken naar financiële prikkels (‘vrijlating’) die de uitstroom vanuit de bijstand naar werk bevorderen. Bovenop de uitkering mag dan worden bijverdiend tot een maximum van 20,4 % van de uitkering, gedurende maximaal twee jaar.
Referentiegroep
In alle experimenten dient er een controlegroep te zijn van deelnemers aan het experiment, die niet in een van de afwijkende experimentengroepen komt en waarvoor de reguliere spelregels van de Participatiewet van kracht zijn. Ook moet er een referentiegroep zijn van bijstandsgerechtigden die niet deelnemen aan de proef en onder de reguliere Participatiewet vallen. Indien een gemeente experimenteert met arbeids- en reïntegratieverplichtingen, moet er behalve een ‘lichter’ regime tevens een groep bijstandsgerechtigden meedoen aan het experiment waarop ‘Intensief klantmanagement’ van toepassing is.
Half jaar
Bijstandsgerechtigden die minder verplichtingen krijgen, moeten na verloop van een half jaar aantonen dat ze voldoende hebben ondernomen om aan het werk en uit de bijstand te komen. Als ze dat naar het oordeel van de gemeente na een jaar niet of onvoldoende deden, wordt de ‘proefperiode’ beëindigd. De formele regels van de Participatiewet op het gebied van solliciteren, werk accepteren en tegenprestatie gelden dan weer.
Vrijwillige deelname
Voor bijstandsgerechtigden is deelname aan de experimenten vrijwillig. Wie instemt, kan daarna zowel terechtkomen in de groep die aan minder verplichtingen hoeft te voldoen, als in de groep ‘Intensief klantmanagement’. Deelnemers kunnen vervolgens niet zomaar ‘uitstappen’. Dat kan alleen als er naar het oordeel van de gemeente zwaarwegende redenen zijn om te stoppen.
http://m.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/maximaal-25-gemeenten-mogen-experimenteren-met.118638.lynkx